maandag 10 februari 2014

Pensioenperspectief Anno 2014

De huidige pensioendiscussie dreigt vast te lopen. Het ontbreekt zowel aan pensioenInzicht als PensioenUitzicht.

Het hoofdscenario dat zich nu af lijkt te tekenen, is in grote lijnen als volgt:
  • Stringentere buffers op niveau van ca. 130% dekkingsgraad 
  • Tussen 105% en 130% dekkingsgraad alleen nog ruimte voor indexatie als die structureel gegeven kan worden 
  • Economische druk om premies laag te houden
    Wellicht in de toekomst geen ruimte meer voor herstelpremies? 
  • Doorgaande bezuinigen op AOW
    Doorzettende wetgeving 'Korting AOW als de kosten van levensonderhoud worden gedeeld'. Ongetwijfeld volgen meer nieuwe 'eisen' (maximum inkomen, vermogen?) 
  • Uitgestelde Solvency-II wetgeving voor pensioenfondsen
    Invoering van Solvency-II wetgeving voor pensioenfondsen op termijn houdt in dat 'Nederlandse pensioenfondsen hun Eigen Vermogen moeten versterken met in totaal zo'n 120-130 miljard. Dit betekent dat pensioenfondsen versneld naar een vereiste dekkingsgraad van ca 140-145% moeten toegroeien. 

Globale som 
Op basis van bovengenoemd scenario bestaat er in Q3 2013 grof geschetst (achterkant sigarendoos berekening) op basis van de huidige zekerheid (97,5%) een vermogenstekort van € 193 miljard. Als dit tekort in 10 jaar gefinancierd zou moeten worden, betekent dat dat pensioenfondsen gemiddeld een rendement van ongeveer 4,9% zouden moeten realiseren.


Op basis van de Solvency-II zekerheid (99,5% zekerheid) loopt dit huidig tekort op tot € 324 Miljard. Financiering in 10 jaar vraagt dan een rendement van ongeveer 6,0%.

Op basis van een zeer groffe benadering kan dus gesteld worden dat alleen als er gemiddeld structureel een rendement van meer dan 4,9% (huidig toezichtkader), respectievelijk 6,0% (Solvency-II toezichtkader) wordt behaald, er ruimte is voor indexatie.

Bij een gemiddeld rendement van stel 3% op staatsleningen en een beleggingsmix van 40% vastrentend en 60% zakelijke waarden betekent dit dat op zakelijke waarden gemiddeld een rendement van 6,2% zou moeten worden behaald om een gemiddeld portefeuillerendement van 4,9% te bereiken.

Evenzo is een rendement van 8,0% op zakelijke waarden noodzakelijk om gemiddeld een portefeuille rendement van 6,0% te bereiken.


Indexatie 
Als er dan ook nog gedurende die 10 jaar van vermogensherstel een indexatie van zeg 2% wordt nagestreefd, zou er nog eens een EXTRA rendement van ca. 2% per jaar op de beleggingen gerealiseerd moet worden.

Mocht de rente van obligaties laag blijven (en die kans is erg groot), dan zal de 60% zakelijk waarden portefeuille dus nog eens 3,3% (= 2% / 0,6) EXTRA rendement moeten geven over een periode van 10 jaar. Ik laat het aan de wijsheid van de lezer over om over deze vereiste rendementen op zakelijke waarden zich een oordeel te vormen....

Indexatie kunnen we dus in alle gevallen de komende 10 jaar wel vergeten, zeker als de 'duurzaamheids-eis' van indexatie wordt gesteld. Indexatiemethode Als de duurzaamheidseis NIET wordt gesteld, komen we uit bij de indexatiemethode die Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) voorstelt (look-alike methode van het reëel systeem):

  1. Als we in een jaar wat indexatie kunnen geven, dan geven we het. 
  2. Kunnen we volgend jaar geen indexatie geven? Jammer, dan geven we het niet 
  3. Hebben we een structureel dekkingstekort? Dan gaan we de rechten korten." 

DNB is geen voorstander van dit soort beleid waarin indexatie en kortingen elkaar afwisselen. DNB kwalificeert dit beleid als zig-zag beleid en wil dit voorkomen.

Ook in de PFZW indexatie-variant geldt dat als er niet structureel meer dan gemiddeld 4,9% (of 6,0% in het geval van een Solvency-II toezichtkader) rendement wordt gemaakt, er per saldo niets te indexeren valt.

Loslaten 97,5% Zekerheid? 
Wel ontstaat er een kans op indexeren als de zekerheid van 97,5% volledig zou worden loslaten (er is dan geen Eigen Vermogen nodig) en er kan geïndexeerd worden vanaf 105% of zelfs 100% dekkingsgraad.

Nadeel van deze methode is dat er dan een zig-zag indexatiebeleid ontstaat en er tevens een substantieel groot kortingsrisico is, omdat bij een beleggingsbeleid dat voor 50-70% uit zakelijke waarden bestaat met een standaarddeviatie van ca. 10-15% en jaarlijkse schokken van ca. 30-40%, er een substantieel risico bestaat dat een tweede 'schok' van zeg 20-30% koersdaling dan niet meer kan worden gecompenseerd in de toekomst. Gevolg: Casino Pensioen met kortingsrisico's van 20-30%.

Rentestijgingen? 
Hopen dat de rente weer gaat stijgen heeft ook geen zin, aangezien de inflatie in dat geval zeer waarschijnlijk ook gaat stijgen (tenzij stagflatie).

Conclusie 
In welke variant dan ook, gemiddeld is er is de komende jaren in principe geen ruimte voor indexatie. Eerst zullen de Eigen Vermogens op peil moeten worden gebracht.

Alternatieven?
Mogelijk biedt de methode van 'benodigd rendement' (i.p.v dekkingsgraad) in situaties waarbij uitgegaan wordt van een continu pensioenbedrijf (met toe- en uittreders) enig soelaas om bij aanhoudend hogere gerealiseerde rendementen (> 4,9%) tot een iets vroegere en stabielere vorm van indexatie te komen. Dit zou verder onderzocht moeten worden.

Ook het alternatief van een reëel pensioen is geen optie, aangezien onderzoek heeft aangetoond dat er dan in de meeste gevallen meteen (gemiddeld) 15-20% gekort moet worden op de pensioenrechten.

Ook voorstanders van het reële systeem, zoals de pensioenfondsen ABP en PFZW zijn niet tevreden met de uitkomst van de definitie van de reële discontorente, die niet in de verste verte in de buurt komt van de beoogde reële marktrente. DNB heeft ook duidelijk gewaarschuwd dat bij een grotere beleggingsonzekerheid een strenger toezichtkader hoort. Wie niet wil luisteren, moet op de blaren zitten.

Inflation-linked staatsobligaties zouden ook deels een oplossing kunnen zijn, echter het kabinet heeft duidelijk aangegeven hier niets voor te voelen.

In de huidige omstandigheden is, gegeven de internationale landelijke pensioenverhoudingen en de macro-economische situatie, wellicht nog de beste oplossing om de AOW sterk te verhogen en het Tweede Pijler Pensioen naar beneden te brengen. Ook dat zal hoogstwaarschijnlijk een onbegaanbare weg blijken.....

Links/Bronnen:
- DNB Statistiek
- DNB: Zig-Zag Beleid
- Solvency-II Effect Towers Watson

maandag 13 januari 2014

Werkloosheid Nederland 1800 - 2012

Altijd nuttig en interessant om de werkloosheid in historisch perspectief te zien:


Meer info over werkloosheid in de Verenigde Staten: Actuary-Info

Bron: CBS

dinsdag 7 januari 2014

Excel Pensioencalculator

Je kunt nu je te bereiken pensioen uitrekenen  met behulp van de 'Excel Pension Calculator'.
Naast een variabele leeftijd en pensioenleeftijd kun je de berekeningen variëren o.b.v. een variabele rekenrente, beleggingsmix, inflatie en overlevingstafel.

De calculator geeft bijvoorbeeld ook aan hoe de jaarlijkse pensioenuitkering is opgebouwd.

Voorbeeld (vertaald vanuit het Engels):



Duidelijk blijkt dat naarmate de leeftijd na pensioendatum voortschrijdt, niet meer het beleggingsrendement de belangrijkste bijdrage levert in de jaarlijkse pensioenuitkering, maar de jaarlijkse vrijval van 'het spaarpotje' van de in enig kalenderjaar overledenen bij het pensioenfonds.

Meer over de de Excel Pensioen Calculator :
- Excel Pension Calculator
- Download de Pensioen Calculator (keur 'bewerken inschakelen' en 'inhoud inschalen'goed)

Veel plezier met de Pensioencalculator

zaterdag 4 januari 2014

Resultaten Pensioenfondsen 2007 t/m 2012

Het jaarlijks sector cijfers rapport van IPE Nederland over de resultaten 2007 t/m 2012 van pensioenfondsen is weer uit.

In 2012 werd de groei van de verplichtingen goedgemaakt door de uitstekende beleggingsresultaten

dinsdag 31 december 2013

Doorsneepremie

Nadat staatssecretaris Klijnsma op 20 december de '2e Kamer haar aanbiedingsbrief 'CPB-studie Doorsneesystematiek' stuurde, is de discussie over de doorsneepremie weer geopend.

Doorsneepremie: Waarom ook alweer?
Aanleiding om de doorsneepremie in 2000 (BPF 2000) verplicht te stellen was formeel de 'verenigbaarheid van de verplichtstelling met het Europese mededingingsrecht'.

Op grond hiervan wordt solidariteit vereist, In 2000 werd onder solidariteit nog uitdrukkelijk het begrip doorsneepremie verstaan. Ook is het begrip in de huidige Pensioenwet geregeld (Art. 55 Pensioenwet).

Anno 2013, lijkt dit doorsneepremie-argument opeens twijfelachtig en wordt het opnieuw ter discussie gesteld.

Daarbij gaat het niet alleen over solidariteit tussen jong en oud, maar ook over solidariteit tussen werkgevers onderling. Voor alle werkgevers (ongeacht de leeftijdssamenstelling) zijn de premies dus gelijk. Concurrentie op pensioenpremies tussen werkgevers onderling wordt door de gehanteerde methodiek van doorsneepremies dus uitgesloten.

In 2000 is besloten is om de financiering van de toegezegde pensioenrechten op doorsneepremie basis wettelijk te regelen (Art. 118 Pensioenwet). Deze regeling betreft een solidaire wijze van onderlinge lastenverdeling van de volledige financiering van opgebouwde pensioenrechten. Dat houdt in dat vrijwel alle leeftijdsgroepen (of werkgevers/bedrijven) gezien de leeftijdsopbouw meer of minder betalen dan actuarieel volgens de werkelijke leeftijdsverdeling van deelnemers verschuldigd zou zijn bij een bepaalde pensioenopbouw.

Let wel dat als je uitgaat van een expliciete claim, dat ook voor bedrijven kan gelden.
Hoewel niet bediscussieerd door CPB, zouden bedrijven die gezien hun leeftijdssamenstelling meer dan de actuariële premie hebben betaald, dan een recht hebben om dat te verhalen op  bedrijven die minder dan de actuariële premie hebben betaald.

Feit is dat op het moment van stoppen met de doorsneepremiemethodiek alle actieve deelnemers nadeel ondervinden, omdat zij in het verleden meer hebben bijgedragen dan de doorsneepremie. Maximaal nadeel ondervinden deelnemers met een leeftijd van rond de 46 jaar, in een qua leeftijdssamenstelling gemiddeld pensioenfonds.

CBP Benadering
Het CPB rapport benadert de doorsneepremie niet als een financieringsmethode, maar als een generatiesolidariteitsvraagstuk. Ik volsta met een tweetal voorbeelden:
  • Te veel betaald
    Hoeveel premie hebben huidige deelnemers te veel betaald gezien de opbouw die ze daarvoor hebben gekregen?"
     
  • Impliciete claim van de huidige deelnemers op de toekomstige deelnemers 
    Impliciete schuld (97 Mlrd): de contante waarde van alle te veel betaalde premies (boven het actuarieel faire niveau) van alle huidige deelnemers aan de aanvullende pensioenregeling. Dit is dus geen expliciete claim op het pensioenfonds, maar een impliciete claim van de huidige deelnemers op de toekomstige deelnemers. 
Door deze wijze van verwoorden wordt onbedoeld de indruk gewekt alsof deelnemers nog een soort van recht zouden hebben op en of andere vorm van financiële compensatie. Het enige waarop deelnemers echter 'recht' hebben, is op doorsneepremiefinanciering in de toekomst, als het pensioenstelsel dan nog in zijn huidige vorm bestaat.

Zou er wel, impliciet of expliciet, sprake zijn van een toekomstige financiële claim van jongeren op ouderen, dan zou DNB als toezichthouder ongetwijfeld eisen dat hier een adequate voorziening voor getroffen zou moeten worden.

Kernpunt is dat er (juridisch) noch een expliciete, noch een impliciete claim bestaat in welke vorm en op wie dan ook.

Het CPB rapport verliest helaas zijn vereiste onafhankelijke en neutrale opstelling door een impliciete claim op te voeren en zelfs voor te stellen dat hier wellicht een expliciete claim van gemaakt zou kunnen worden in allerlei varianten. Een van die varianten suggereert zelfs het vermeende 'tekort' te financieren door middel van een indexatiekorting!

Het CPB had simpelweg kunnen volstaan met uit te werken wat de consequenties zijn van het stoppen met de doorsneepremiesystematiek.

Consequenties van Stoppen met Doorsneepremie Samengevat
Die consequenties van stoppen met de doorsneepremiemethodiek zijn simpel gezegd:

  • Directe Premieconsequentie
    Jongeren onder de (gemiddeld) 46 jaar gaan minder betalen (dan de doorsnee premie) en ouderen meer.
     
  • Geen Claims
    Er zijn geen toekomstige claims. Wel hebben alle actieven in het verleden conform een in de Pensioenwet verankerde afspraak meer betaald dan zij actuarieel berekend verschuldigd zouden zijn geweest. De leeftijdsgroep rond de 46 jaar heeft in het verleden relatief gezien het meest bijgedragen aan de doorsneepremiesolidariteit. Jongere en oudere actieve deelnemers relatief minder. En gepensioneerden hebben pers saldo evenveel bijgedragen als ontvangen.
  • Premieconsequenties op Termijn
    Op termijn (na ongeveer het 46ste levensjaar) zullen de nu nog jongeren ook (fors) meer gaan betalen dan dat de doorsneepremie zou zijn geweest.

    Kernvraag daarbij is:
    Kunnen en willen jongeren (en met name de lage- en midden inkomensgroepen) in de laatste jaren voor de pensioendatum wel premies betalen die kunnen oplopen tot 10% extra van het loon ( ofwel vaak een verdubbeling of meer van hun gemiddelde pensioenpremie).


CPB Aanpak
CPB heeft weliswaar een aantal alternatieve buitenlandse premiemethoden  bestudeerd, maar bijvoorbeeld niet naar een meer voor de hand liggende financieringswijze als de gelijkblijvende-premiemethode gekeken. Bij deze methode wordt er niet jaarlijks een evenredig deel van het het pensioen ingekocht, maar wordt de premie per deelnemer jaarlijks zodanig bepaald dat die bij een ongewijzigd pensioen gelijk blijft.

Als laatste stap had dan gekeken kunnen worden hoe de transitie naar die nieuwe financieringssystemen geoptimaliseerd zou kunnen worden volgens bepaalde criteria. Ook deze criteria ontbreken helaas.

Tenslotte
Aan ieder premiesysteem zitten voor- en nadelen die goed tegen elkaar moeten worden afgewogen.
Die afweging komt in het document van CPB helaas onvoldoende objectief naar voren.

Laten we die afweging in Nederland goed en in overleg met elkaar maken. Laat vooral ook de jongeren in dez discussie over de doorsneepremie meespreken. Hopelijk draagt het CPB document bij aan deze discussie

Links
- CPB Eindrapportage 'Voor- en nadelen van de doorsneesystematiek'
- Hoogleraar bas Jacobs: CPB berekent dat jongeren ouderen met 97 miljard subsidiëren..
- StvdA: Taakafbakening Verzekeraars Pensioenfondsen (doorsneepremie)

Doorsneepremie Twitters
- Tweets op 'doorsneepremie'
- Steven Weyenberg D66
- Bas Jacobs
- Pieter Omtzigt

woensdag 25 december 2013

Het gaat Beter met Nederland!

Met alle feestdagen voor de deur, even wat 'weetjes' voor mensen geen pensioen hebben of het soms met een klein pensioen (AOW) moeten doen en geen onderdak hebben:

De daklozen

Wanneer gaat het echt beter met Nederland?

De nieuwste cijfer van het CBS spreken voor zich:


Het aantal daklozen stijgt volgens CBS van ruim 24,4 duizend in 2011 naar ruim 27,3 duizend in 2012.

Maatschappelijke Opvang
Daarnaast stijgt het aantal mensen in de Maatschappelijke opvang van 55,1 duizend (2011) naar 57,8 duizend.

Voedselhulp Nederland
Voedselhulp Nederland helpt anno 2013 zo'n 30.000 huishoudens, ofwel 70.000 personen. Criteria voor ondersteuning: Leefgeld (netto inkomsten -/- vaste lasten, te besteden aan voedsel, kleding, schoeisel, vervoer, verjaardag, etc.) minder dan € 5,91 per dag (volwassene).

Voedselhulp in Nederland betreft zo'n 0,3% van de Nederlandse bevolking, terwijl in Engeland de voedselhulp aan inwoners steeg van 0,3% in 2012 naar 0,5 % van de bevolking (2013).

Pas erg indringend wordt het als je naar de verenigde Staten kijkt: 1 op de 6 inwoners in de U.S., ofwel ruim 16% (!!),  is aangewezen op voedselhulp!!!

Als u wel van uw pensioen kunt genieten of gewoon een leuke baan heeft, wat 'Food for Thought' de komende dagen!

Links
- CBS (Statline) Daklozen
- Voedselhulp Nederland: Facts
- UK: Food Banks and Food Poverty 
- Feeding America



zaterdag 21 december 2013

Pensioen, Zekerheid, Dekkingsgraad, Internationaal

Op verzoek, onderstaand een grafiek die een globaal inzicht geeft in de zekerheidsniveaus van (publieke) pensioenfondsen in verschillende landen (US, UK, NL).

Om toch enigszins een indruk te hebben of er in de US en de UK nog enig perspectief zou ontstaan als de publieke pensioenfondsen daar bereid zouden zijn om extreme beleggingsrisico's te accepteren, is de 40%-Beleggingsrisico-lijn toegevoegd. Echter, de kans van een positieve eenjarige 'Black Swan' op een complete pensioenportefeuille lijkt meer op hoop en illusie dan op een verantwoord en duurzaam pensioenbeleggingsbeleid.

Nadere toelichting op de situatie in de US en de UK lijkt overbodig....

Voor meer informatie zie:
Pensioenzekerheid: Internationale Vergelijking
- Relationship Confidence Level & Funding Ratio